Als landschapsadviseur staat Jos van den Hurk al meer dan twintig jaar midden in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen. Met zijn expertise begeleidt hij overheden, waterschappen, ingenieursbureaus, ontwikkelaars, architecten, stedenbouwers en particulieren bij uiteenlopende ruimtelijke opgaven. Naast zijn werk geniet hij in het weekend van een andere kant van het vak: met zijn handen in de aarde werkt hij aan de vitaliteit van een van de singels in zijn omgeving. Voor Jos is het landschap niet alleen werk, maar ook passie – iets om zowel professioneel als persoonlijk voor te zorgen.
Heeze kent een prachtig beekdal waar de Groote Aa vanuit Leende richting Heeze stroomt om bij Kasteel Heeze samen te vloeien met de Sterkselsche Aa en vervolgens als de Kleine Dommel richting Geldrop te stromen. Een gebied wat rijk is aan planten- en diersoorten, historische landschapselementen en structuren. De beekdalen gaven ons in het verleden producten welke van levensbelang waren, zoals hooi, brandhout, drinkwater, vis en zorgen nog steeds ervoor dat het overtollige regenwater wegstroomt in natte perioden.
De in het beekdal voorkomende toponiemen zijn vaak zeer oude veldnamen van percelen, vaak refererend naar het betreffende landschap, functies en kenmerken van destijds. Binnen de beekdalen in Heeze vinden wij dan ook een aantal verklaarbare toponiemen, van noord naar zuid: Rietbeemden, De Zegge, Rietvelden, Strabrechtse Dijk, Rielloop, De Waarden, Ginderover, Else Beemden, Peelvenloop. Allen verwijzen naar het historische gebruik van de beekdalen en de menselijke invloed hierop. Zo betekent het woord ‘loop’ gegraven watergang en dit is dus geen natuurlijke beek. Vaak lopen deze als rechte afwateringsgoot door het landschap. Zegge betekend onkruid of wild hout en dijk komt van hogere toegangsweg door een beekdal. Ginderover komt van buurtschap over de beek vanuit het dorp.
Vooral in het beekdal van de Groote Aa tussen Kasteel Heeze en Leende zijn nog prachtige zeer oude landschapselementen te vinden. Elementen uit de tijd dat het beekdal vooral bestond uit zogenaamde beemden: vochtige hooilanden met dichte houtsingels en greppels ertussen. Deze structuren zijn nog goed herkenbaar op de topografische kaarten als smalle percelen, welke meestal haaks op de beek lagen. De houtsingels waren bedoeld als veekering en zorgden voor luwte waardoor voedingsstoffen beter achterbleven op de percelen na overstroming door het beekwater. De singels bestonden uit allerlei inheemse soorten bomen, struiken en planten welke vaak spontaan groeiden en door de mensen beheerd werden om zo dicht mogelijk te houden. Dit beheer zorgde voor veel houtoogst, waarbij iedere houtsoort zijn eigen toepassing had, zoals hout voor de kachel, timmeren, moestuin en vlechtwerk.
De restanten van deze singels zijn te herkennen als oude knotbomen en essenstoven aan de randen van percelen en sloten. Soms nog in houtsingels of bosjes en soms alleen naast een sloot. Een stoof is een boom die dicht boven de grond wordt gesnoeid met als doel om iedere paar jaar rechte dunne stammen te oogsten. Dus eigenlijk een knotboom zonder stam. De ruim 150 jaar oude hakhoutrelicten hebben periodiek beheer nodig in de vorm van terugzetten. Op de foto is mooi te zien dat dit allerlei gebruikshout oplevert in de vorm van palen, constructiehout en brandhout. De rechte stammen welke oprijzen achter de houtstapel zijn van een essenstoof. Deze is al ruim 150 jaar oud en nog steeds zeer vitaal. Komende winter is deze samen met een oude zwarte els aan de beurt om terug te zetten. In het voorjaar lopen de slapende knoppen dan uit en vormen weer nieuwe takken. Hierdoor blijft de houtsingel gesloten en vitaal en vormt naast windvang ook een belangrijke habitat voor amfibieën, vogels, zoogdieren en insecten.